Je moet eens meer onder de mensen komen!
zaterdag 13 september 2025
Dag! Hoe is ‘t? Alles oké? En met man,vrouw, kids? Op het werk? Maar frisjes vandaag hé… Dit soort praatjes, ik hou er niet van.Gezellig bij elkaar om te kletsen over niets. De zogenaamde ‘small talks’. Ik gun het anderen maar ik vermijd het. In de supermarkt verander ik van route om het te ontlopen. De gesubsidieerde barbecue in de straat om het sociaal weefsel te versterken: ik ga dan liever naar ’t stad om een goeie film te zien. Het hengelen op het smoelenboek naar zoveel mogelijk likes: bizar!
‘Ja man, dan zijt ge toch gene gewone of eigenlijk een beetje abnormaal of asociaal’. Dat krijg ik wel eens te horen. Het punt is dat ik me tijdens ‘small talks’ bij wijze van spreken forceer en dus niet gewoon mezelf ben. Ik
Voel me dan vaak verschrikkelijk alleen en daardoor geambeteerd. Vandaar mijn vermijdingsgedrag. Maar wie voor alleenheid vlucht uit het sociaal gekwetter, krijgt snel een negatieve stempel. Een éénzaat, wat heb je eraan? Het klopt natuurlijk dat mensen die in het sociale veld gemakkelijk rondspringen, veel beter scoren in de ogen van hun omgeving, sympathieker overkomen en dus gemakkelijker aanvaard worden. Ik zou dit dus moeten missen maar zo voelt het niet aan.
Als ik buiten kom schiet ik automatisch in de observatiemodus. Ik zie niet maar ik kijk. Ik hoor niet maar ik luister. ik doe veel indrukken op, ik voel emoties en stemmingen van anderen gemakkelijk aan. Ook in babbelend gezelschap. Ik kan al eens mee kletsen maar buiten mijn wil om duikt in mijn hoofd snel de vraag op: ’Waar gaat dit over?’ Ik krijg het dan moeilijk en ga daardoor soms lopen. En neen, ik ben niet hoogsensitief!
En toch. Af en toe, eigenlijk heel af en toe, ontmoet ik mensen waar ik me meteen verbonden mee voel. Zielsverwanten of ‘partners in crime’, doorgaans eerder introvert gekleurd. Iets in mij gaat dan vanzelf open, een zalig gevoel dat de baan vrij maakt om toch honderduit te babbelen. Niet omdat het sociaal gezien verwacht wordt maar gewoon uit goesting. Niet over de koetjes en de kalfjes maar over zin en onzin, over wat we anderen en vooral onszelf aandoen, over het advies van A.Tsjechow dat als je bang bent voor de eenzaamheid, dat je dan maar beter niet trouwt, over…
Ik kan er de vinger niet opleggen waar dit mee te maken heeft. Die openheid en goesting is er meteen en spontaan. Het lijkt op samen resoneren op dezelfde golflengte of in dezelfde flow zitten. Zalig om zulke mensen te ontmoeten maar het gebeurt niet gauw. Dus misschien toch maar sociaal netwerken en wat klapkes doen op straat, in de supermarkt, op recepties…Wie weet wie tref ik op mijn pad.
geplaatst door jijikwij - 958 keer gelezen
Vorige berichten
‘Mis je me ?’
Mis je me Dat vroeg ze hem. Aan de telefoon, wegens niet in zijn buurt. Hij voelde zijn bovenrug onwillekeurig krommen. Gerommel met neurotransmitters ter hoogte van concurrerende synapsen in zijn brein. En dan het onvermijdelijke: ‘Euh….euh…. . ’ Om dan toch te landen: ‘Neen, dat gevoel heb ik niet echt.’
Stilte aan de overkant. En dan hij weer: ‘Nu toch niet.’ Om in te kapselen met verzachtende omhulling. Maar stilte dwingt. Tot verbreken met nieuwe woorden of gedachten: ‘Ik voel me op dit moment content.’, zo vervolgde hij. Dus dat hij niet iets of iemand miste. Waarop zij onthulde dat gemist worden wel iets doet met haar gevoel van zelfwaarde, het gevoel van waarde te zijn voor iemand anders. Hij bevestigde empathisch om dan weer de eigen focus uit te leggen:’Dat hij in alleenheid zich vrijelijk amuseerde maar dat haar aanwezigheid hier en nu hem wel deugd zou doen.’ Met: ‘Of dat dan iets anders is dan iemand missen?’ joeg ze zijn gedachten richting vakkennis. Psychologie. ‘Toch wel. Ik loop niet ijsberend rond omdat je niet hier bent. Ik voel me niet neerslachtig. Niet in een put die opgevuld moet worden. Ik heb niets tekort. Integendeel, het gaat goed met mij maar er kan natuurlijk meer. En dat bedoel ik.’
Haar stilzwijgen wees er niet meteen op dat ze instemmend begreep. ‘Klinkt nogal technisch. Uitleggerig.’ reageerde ze. ‘En of er dan iets fout is als je iemand mist?’ Deze link verraste hem. ‘Fout? Dat beweer ik geenszins. Maar er is wel een verschil.’ Bij deze laatste woorden bleef hij even steken om te bedenken hoe hij licht kon brengen in psychologische duisternis. Zonder uitleggerig over te komen. Want daar bleek ze gevoelig voor te zijn. Dus probeerde hij: ‘Wie mist voelt onrust, verwacht of eist. Omwille van een tekort. De aanwezigheid van de andere vult dan op, verdrijft irritatie, ongenoegen, onrust, depressieve gevoelens. Tijdelijk. Na ’t afscheid is het een beetje terug naar af. Naar gemistoestanden. Maar wie zich goed voelt in zijn/haar vel, ervaart iemands aanwezigheid als een surplus. Als het ware meer van hetzelfde. En dat gevoel van tevredenheid of voldoening blijft. Ook na ’t afscheid. Het is er niet afhankelijk van.’
‘Oef, als dat maar goed komt,’ dacht hij. En na enige aarzeling bewoog er iets aan de overkant. ’Is dat dan zoiets als met koffie? Bij wijze van voorbeeld. Ik heb ’s ochtends enkele bakjes nodig om me goed te voelen. Daarna kan ik van een extra bakje wel meer genieten. Dat klopt. Maar meer is ook eindig. Ergens stopt het. Totaal geen zin meer in koffie. Geldt dit laatste dan ook voor ons?’
Nu een onderbreking aan de hij-zijde. Deze spitsige vraag of bedenking had hij niet zien aankomen en dus floepte hij even uit de pedalen. Tekort aan evenwicht. ‘Curieuze vergelijking, maar ja, eigenlijk wel.’ probeerde hij omzichtig met enige luchtigheid in zijn stem. ‘Mensen, ook zij die elkaar graag zien, kunnen op een moment van elkanders aanwezigheid genoeg hebben. Even tekort aan alleenigheid en dus op te vullen door elkander even los te laten. Tijdelijk geen koffie om er weer zin in te krijgen!’
'Wil je me alsjeblieft eventjes stevig loslaten?’
Enjoy the road
jijikwij
24 uur
Iemand mailt me dat mijn profiel haar zeer aanspreekt. Ze leest erin dat we verwante zielen zouden zijn. Verder enkel tekst, geen beeldjes. Toch wil ik verder met haar communiceren en vraag of ik haar ook kan zien. Maar dat kan niet. Geen foto’s voor onbekenden. Gewoon een principe.Oké, dat hebben we dan gehad. We verblijden elkaar nog met een paar berichtjes, stijl curriculum vitae. Eens geschreven wat voor elk van ons achter de rug is, vraag ik haar hoe we nu vooruit kunnen. Ze suggereert om elkaar eens te bellen en bezorgt me haar nummer. Ik word daar niet warm van en mede door een stapel kluswerkjes in een korte tijd, laat ik haar een paar dagen in het ongewisse. Dan een nieuw mailtje. Dat ze ontgoocheld is of meer had verwacht. Ik gsm haar stante pede mijn nummer en het belletje volgt snel. Ik probeer het ijs te smelten met wat prulligheden over het zonneke, de kop koffie en de krant in de tuin. Maar ze omzeilt en legt met zelfzekerheid uit dat de responstijd op een mailtje maximaal 24 uren is. Dus ontgoocheld en jammer. ‘Ik begrijp dat’, wil ik standaard antwoorden, maar dat lukt me niet. ‘Ik acht me voor wat je hierbij voelt niet verantwoordelijk’ is een kreet die ik spontaan wel uitadem. Even stilte. Een signaal dat wat meer toelichting welkom is. En dan smijt ik me een beetje om dat ook effectief te doen, dus één en ander uit te leggen. In de wij-vorm om de kolen op het vuur te vermijden.
Samengevat. Wij, behorend tot het mensenras, worden niet geboren met de gedachte of overtuiging, laat staan met de norm, dat de responstijd op mailtjes x aantal uren bedraagt. Dit laatste staat ook niet in de grondwet gegrift, we hebben het onszelf ingeprent of ‘wijs’ gemaakt. En dus als we ons geïrriteerd, boos, ontgoocheld... voelen als andere rasgenoten het item responstijd anders invullen, dan zijn we zelf de auteur van deze gevoelens. Zo organiseren we zelf onze ongelukkigheden. Eigenlijk is dit een hoopvol inzicht, probeer ik nog, want dan kan je ze zelf weer wegwerken door wat je jezelf hebt ingeprent of wijsgemaakt, los te laten of aan te passen. Dat heb je immers zelf onder controle, wat anderen bedenken, niet.
Maar mijn betoog valt niet in vruchtbare grond. Zo meen ik te horen of aan te voelen. En zij bevestigt: ‘Dat we dan maar best ieder ons eigen pad verder gaan’. Een erg wijs levensinzicht, voor gekoppelden, ontkoppelden of koppelingzoekenden. Ik bevestig ook en wens haar, zoals me dat is ingeprent, alle succes toe. Of hoe een simpel gedacht uit hoofde van de ene, een heldere reactie uitlokt uit dat van een andere. Woeps, naar verder!
Niet de dingen zelf maken de mensen van streek,
maar hun denkbeelden erover.
(Epictetus)
Enjoy the road
jijikwij
Alleen samen of samen alleen.
Het gebeurde onlangs nog. Opeenvolgende dagen zomerse tijd. En dus richting kust. Met velen tegelijk in het weekend. Ikzelf op een gewone werkendag. Wegens met pensioen. En met een plan. Kilometers flaneren langs de waterlijn. Af en toe in duinschaduw duiken om te lezen. Over miljarden zenuwcellen in ons brein.
Ten langen leste, een terrasje. Voor een feestelijke ontmoeting tussen trappistenvocht en dopamine. En daarna een trio van verse vis uit de Noordzee. Oh heerlijke zaligheid onder zonwerende parasols. Ik alleen en aan andere tafels veel leeftijdsgenoten. Allicht, zo te zien toch.
Een paar tafeltjes naast mij: een koppel. Redelijk rijk vleesgeworden en recht tegenover elkaar. Rondkijkend, ieder apart, naar passanten, hondjes, meeuwen en muggen. Zonder veel woordelijk commentaar. Eerder interpersoonlijke stilte. Te hulpeloos om uit ontbrekende verbondenheid te stappen. Om op de eigen kont te vallen, zichzelf tegen te komen en millimetergewijs recht te krabbelen, een spannend restleven tegemoet.
’t Schouwspel blijft me discreet boeien. Tot een ander seniorenkoppel het toneel betreedt. Beiden eerder geblokt. Zij wijst met vaste vinger waar ze zitten wilt. Want daar is plaats, zegt ze. Hij lijkt dat niet te horen, kijkt rond, wijst niet, zegt niets en stapt kordaat naar een andere plek. Wegens ook nog plaats. Zij volgt met gedeukte vastigheid. Om iets te bestellen en te drinken. Elkeen voor zich, met de blik verzonken in eigen gepeins. Maar ontwakend als iets hen gezamenlijk beroert. Zoals een horde pensioengenieters. Met zijn zessen komen ze terrassen. Netjes verdeeld over de meest voorkomende geslachten. Drie dames aan de ene tafelkop, geanimeerd tetterend. Drie heren aan de andere kop, onderhoudend babbelend.
De ober: ‘Al gekozen?’ ‘Euh euh…’ reutelt een dame en geeft de vraag door aan de heren: ‘Wat gaan jullie drinken?’ Er ontstaat wat animatie tussen de geslachten tot uiteindelijk iedereen zijn of haar zin bestelt. Zo is het goed. Want dan gaat de babbel verder. Luchtig en blij in het eigen groepje. Op één van de heren na. Schouders wat weggezakt, minder van zeg, maar nog aanwezig. ‘Alleen’ hoor ik hem zeggen en seconden later iets met ‘eenzaamheid’. Dit komt ook één van de dames ter ore, terzijde van haar eigen gebabbel. Multitaskend, je weet wel. Met: ‘Hoe kan dat?’ doorbreekt ze de gendergrens in het gezelschap. Ze boodschapt dat hij nog gezond is, graag wandelt en fietst. En dat er ‘s avonds toch wel altijd ergens iets te doen is. Zo moeilijk kan dat toch niet zijn! Om vervolgens de draad in de eigen tafelkop weer op te nemen. Terwijl even stilte in de andere. De schouders van de betroffen heer nog wat dieper richting zwaartekracht. Verder en meer alleen.
Met: ‘Heeft het gesmaakt?’ onderbreekt de ober mijn focus. ‘Jawel, zeker. Mag ik nog een glaasje witte?’ Ik trein, dus kan dit wel. En om nog wat rond te struinen in eigen gedachten. Over samen alleen of alleen samen zijn. Over afbrokkelende verbondenheid door de tand des tijds. Over los gebabbel ver weg van de essentie. Over niet voelen wat mensen echt treft, of nodig hebben. Misschien volstaat gewoon een oprechte knuffel. Af en toe.
‘Eenzaamheid komt vaak van twee kanten.’
Enjoy the road
jijikwij